Lagere overheden kunnen naaktrecreatie niet verbieden (Delft).
De rechtbank is van oordeel, gelet op een uitspraak van de Hoge Raad uit 1998, dat naaktrecreatie landelijk geregeld is in het Wetboek van Strafrecht. De gemeente is voor de toetsing van de eventuele ongeschiktheid van een locatie afhankelijk van het oordeel van de strafrechter. De rechter kan dit oordeel geven indien het openbaar ministerie overgaat tot strafrechtelijke vervolging van een overtreding.
Naakt zijn is an sich niet strafbaar volgens artikel 239 WvS, daarvoor is het gedrag bepalend.
Niet de naakte verschijning in het openbaar als zodanig, maar de omstandigheden waaronder dat geschiedt, maakt dat er sprake is van openbare schennis van de eerbaarheid. Naakt verschijnen op recreatieve plaatsen, of op andere plaatsen, eventueel op of aan de openbare weg, waar passanten wel redelijkerwijs de confrontatie met een naakte medeburger kunnen verwachten behoeft niet schennis van de eerbaarheid op te leveren. Een dergelijke gedraging kan onder omstandigheden (door handhaver vast te stellen ongeschiktheid van de locatie) vallen onder het bereik van artikel 430a Wetboek van Strafrecht.